2007-02-02

Uitdagen tot bewegen ; en niet schrikken van succes!

Huidige tendens in het buitenspelen

Kinderen en jongeren besteden steeds meer vrije tijd aan activiteiten binnenshuis. Voor een groot deel wordt met elkaar gechat via internet en smartphone.
Facebook, Twitter. WhatsApp, sms en internetgames hebben de straat als informele contactruimte in rap tempo verdongen. De jeugd van nu maakt eerder een afspraak via smartphone of tablet dan via een praatje op straat.

Als gevolg van deze ontwikkeling neemt de vrijetijdsbesteding in de buitenspeelomgeving, van kinderen en jongeren (vanaf 9 jaar) gestaag af. Door de vergrijzing neemt de kans op contact op straat nog eens verder af[i]. Het buitenzijn en -spelen staat, met name bij de oudere leeftijden, onder druk. Daarmee neemt de dagelijks portie gezond bewegen ook af. TNO heeft in een recent rapport[ii]gerapporteerd dat, in de onderzochte wijken, nog maar 3% van de kinderen voldoet aan de Nederlandse Norm “Gezond Bewegen” en dat bijna één op de drie kinderen te dik is.

Onderzoek Noorddijk

In het najaar van 2004 voerden wij een onderzoek uit voor de gemeente Groningen in het stadseel Noorddijk[iii]. Hier hadden wij de gelegenheid om kinderen en jongeren te enquêteren en de resultaten te vergelijken met de speelruimte zoals die door de gemeente werd aangeboden. De uitkomsten hiervan hebben onze ideeën, over het antwoord op de vraag “Wat is goede speelruimte voor kinderen en jongeren?”, behoorlijk veranderd.

Motivatie voor het buitenspelen

Via basisscholen hebben we kinderen uit groep 6, 7 en 8 gevraagd naar hun motivatie voor het buitenspelen. Zo ook hebben we dat aan jongeren van 10 tot 20 jaar op diverse bekende vindplaatsen in het stadsdeel gevraagd.

De motivatie, voor dat buiten zijn, is in details heel divers. Jongens en meisjes, kinderen en jongeren lijken heel verschillend te zijn. Maar achter veel geliefde spellen en activiteiten zit dezelfde sociale drive: buitenspelen en –zijn doe je met elkaar. Kortom: de openbare speelruimte is, voor een groot deel van de jeugd, een plaats om anderen te ontmoeten en om samen te spelen of samen te zijn.

Waardering speelruimte

Zowel kinderen als jongeren waarderen de speelruimte vooral om wat je er kunt doen. De fysieke inrichting is eigenlijk niet belangrijk. Voor kinderen is een plek leuk omdat je er kunt voetballen, niet omdat er een doel staat, omdat je er spelletjes kunt doen of omdat je kan schommelen en omdat je daar je vriend(innet)je ontmoet. Jongeren geven aan dat ze een plek leuk vinden omdat het er gezellig is als er veel mensen zijn. Belemmeringen die genoemd worden zijn hondenpoep en “boze mensen” die kinderen wegsturen.
Kortom: de openbare speelruimte wordt vooral gewaardeerd om wat je er kunt doen. Waarbij de nadruk ligt op mogen. Boze mensen en weggestuurd worden zijn vervelend in de openbare speelruimte en doet afbreuk aan de erkenning van het recht op spelen en het recht van jongeren om elkaar ergens in die speelruimte te ontmoeten.

Sportief bewegen

Schoolkinderen geven aan wel aan hun dagelijkse portie beweging toe te komen. Jongeren doen minder aan sportief bewegen. Ze komen onvoldoende toe aan hun dagelijkse beweging. Een groot deel geeft niet eens antwoord op de vraag of ze lid zijn van een sportclub. De groep die zegt vaak of regelmatig te skateboarden of inlineskaten is nog geen 5%. Daartegenover staat  dat ze veel tijd steken in contacten op straat.

Is het aanbod gericht op samen?

Gestuurd door bovenstaande uitkomsten is het bestand aan speeltoestellen doorgenomen of je op een toestel:
1. alleen speelt,
2. naast elkaar,
3. met elkaar.
Uiteindelijk blijkt dat toestellen waarin je samenspeelt en elkaars beweging beïnvloedt slechts 12% vormen in het totale bestand. Bovendien zijn deze grotendeels niet geschikt voor de leeftijden boven 12 jaar.

Daarnaast is gekeken of het aanbod aan speelplaatsen en sport- en spelspeelplaatsen meiden-inclusief is. Meiden zijn, zo blijkt uit talloze rapportages, belangrijk voor het functioneren van groepen jeugdigen. Meer dan een kwart (28%) van alle locaties blijkt niet te voldoen aan de “dochterproef”[iv]. Daarmee is dit eigenlijk een slecht aanbod voor alle jeugd.

Verder is gekeken of de sport- en spelspeelplaatsen voldoende uitnodigen tot deelname aan bewegen. Slechts een kwart (24%) hiervan heeft geen last van het “natte-schoenen-syndroom” en biedt voldoende mogelijkheden voor diverse sporten. Verder ontbreekt vaak een aanbod voor meiden.

Aanbevelingen: het moet buiten weer leuk worden!

Om te beginnen kan de speelruimte beter aansluiten op de behoefte van jeugdigen aan contacten onderling. Te vaak wordt gedacht aan een JOP of hangplek als een aparte voorziening. Daar waar sociale contacten samen kunnen gaan met beweging zul je zien dat zoiets veel jeugd aantrekt en dat er weer meer bewogen wordt. Voorbeelden van toestellen waarin je samen beweegt zijn:
-   draaitoestel groot (carrousel en hollandse schijf)
-   swingschommels (= stelling met een grote band, korf voor meerdere personen);
-   swingcarrousels (combinatie vorige twee: schommel voor meerdere personen die ook nog eens om zijn as kan draaien);
-   veerplaat met middenpaal voor meerdere personen;
-   draaiende evenwichtsbalk;
-   draadcircus (diverse vormen)
-   koordswings (meerdere schommels aan één koord gemonteerd i.p.v. vaste bovenbalk -> beweging wordt doorgegeven; partnerslinger, koninginneschommel, tarzantouw, swingformatie, etc.);
-   etc.
Door de combinatie van beweging en sociaal-fysieke interactie zijn deze toestellen zeer aantrekkelijk voor meiden van alle leeftijden. En dat trekt weer jongens aan. Zo heb je snel fysiek contact tussen de sexen zonder dat het gelijk onwelvoeglijk is.

Een zelfde benadering is nodig bij plekken voor jongeren. Te vaak zijn dit plekken voor jongens en is niet aan de meiden gedacht. Meiden-inclusief-plannen is belangrijk bij het ontwerpen van de speelruimte. Daarvoor is een sociale veilige ligging een randvoorwaarde naast de aanwezigheid van speeltoestellen. Trapvelden, skatebanen, basketbalpleintjes worden gecombineerd met een terloops geplaatst bewegingstoestel. Meiden van 16 spelen niet meer zegt u? Vaak willen ze best even laten zien wat ze ooit op duikelrek of schommel geleerd hebben.

In wijken met relatief weinig jeugdigen bieden de hier genoemde uitgangspunten ook meer aanleiding voor verticaal spel. Dat wil zeggen spel en samenzijn van groepen jeugdigen van diverse leeftijden. Daarmee neemt de mogelijkheden om buiten op iets leuks te kunnen doen toe. Je bent niet geheel afhankelijk van leeftijdsgenoten.

Tot slot: voordat u bovenstaande ideeën uitprobeert is het goed om de gemeenteraad eerst eens te laten vaststellen wat nu eigenlijk een succesvol speelruimtebeleid is. Zijn dat mooie veilige speelplekken waar zo goed als niets gebeurt? Of is dat een omgeving waar het veel jeugdigen komen, die met elkaar lol maken, bewegen, sporten, kletsen, lachen en elkaar uitnodigen (met de mobiel) om toch vooral te komen? Kortom zorg ervoor dat niemand ervan schrikt als speelruimtebeleid succesvol is!


ir. Dirk Vermeulen
stedebouwkundige

Dit artikel is eerder (2006) verschenen in het magazine Stadswerk



[i] In veel wijken in Nederland woont inmiddels minder dan 0,5 jeugdige (0-18 jaar) gemiddeld per woning. De kans op ontmoetingen op straat en speelplek is daarmee klein. In nieuwbouwwijken van de laatste 20 jaar, ligt het gemiddeld aantal jeugdigen ruim boven de 0,6 jeugdige per woning soms tot bijna 2. Je kunt hier nog gewoon de straat op en vervolgens wel zien wie je tegenkomt voor een kletspraatje.
[ii]Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht / de Vries, S.I., e.a.; Leiden, TNO Kwaliteit van Leven, 2005
[iii] Dit is het woongebied van de gemeente aan de oostzijde van het Van Starkenborghkanaal en omvat ondermeer de wijken Lewenborg en Beijum.
[iv]De dochterproef gaat als volgt: ga staan op een locatie en denk je in dat je dochter van 10 à 15 jaar jouw zojuist toestemming heeft gevraagd om hier alleen heen te mogen. Als je negatief beslist voor haar is het voor alle meiden eren slechte plek. De plek doorstaat de dochterproef niet.