2021-01-30

Samen spelen, actief meedoen in je eigen wijk

Klein verslag Speelforum IX

Op 3 december 2020 vond het 9e Speelforum plaats in de vorm van een webinar. Froukje Hajer, Dr. Manon Bloemen (HU), Rianne Janssens P4Play, Kirsten Nøhr en Ilse van der Put (ZET) discussieerden over de vraag: "Wat is er voor nodig om kinderen met een handicap de kans te geven contact te leggen in hun eigen wijk, vrienden te maken en lekker mee te doen?".


kinderen met en zonder beperking spelen zitvoetbal
Opvallend in de presentaties en het daarop volgend debat was dat werken aan inclusie over alle kinderen gaat. "Doe je mee?" kan, als jou dat gevraagd wordt door iemand die je niet kent, één van de krachtigste ervaringen zijn. Het is de opening naar meedoen of meetellen, lichamelijke beperking of niet. In de lezing van Kirsten Nøhr zat daarover een heel mooi citaat uit het werk van Larsen: "... We zijn gewend te werken met kinderen die uit de maatschappij gevallen zijn, maar werken we ook met de maatschappij waar ze uit gevallen zijn? ..." (Larsen, M.R. 2011).

U kunt het allemaal zien en horen op de videoregistratie hier. Houdt deze plek in de gaten, want er komt nog een tekstueel verslag (o.a. van de chats).

SPEELRUIMTE
ir. Dirk Vermeulen
adviseur buitenspelen
speelruimte.nl
info@speelruimte.nl
033 465 32 70

dit artikel is eerder gepubliceerd in Speelruimte-nieuws 3-1

Kijken naar spel

De laatste tijd merk ik dat als ik enthousiast spreek over de waarde van spel ik vaak het woord "flow" gebruik. Als kinderen in "flow" zijn tijdens spel spelen ze goed. Ik merk echter ook dat mijn luisteraars dan een beetje schaapachtig knikken of soms ook helemaal niet reageren. Ik realiseer me dat wij speelruimte-mensen er eigenlijk vanuit gaan dat iedereen weet wat goed spelen is of dat wij volwassenen daar allemaal dezelfde mening over hebben. Maar dat is niet vanzelfsprekend. Zelf val ik vaak terug op de flow theory van Mihaly Csikszentmihalyi. Welke hij toelicht met deze grafiek:



Flow in het spel ontstaat als de uitdagingen van uit de omgeving (y-as: chalenge level) passen bij de competenties die een spelend mens heeft (x-as: skill level). Op zo'n moment zie je bij de persoon in kwestie een grote concentratie, doelgericht handelen, met een sterke focus op de activiteit en verlies van zelfbewustzijn, de activiteit levert wat op (product, plezier etc.), er is duidelijk controle over de activiteit/situatie, de activiteit daagt uit tot verder gaan, succes en falen leiden direct tot aanpassen van het eigen handelen (feedback) en de tijd vliegt voorbij. Flow is dus een mentale staat waarin iets gedaan wordt om het doen zelf. In een staat van flow wordt ervaring opgedaan en uitgebreid. Meer over flow vind u hier en hier

In het platform Ruimte voor de Jeugd heb ik in een workshop met Louis Tavecchio kennis gemaakt met deze theorie. En sindsdien hanteer ik de volgende check: “Als mijn aankomst/aanwezigheid met camera en notitieblok bij spelende kinderen niet tot een reactie leidt. Als kinderen doorgaan waar ze mee bezig zijn en zich niet laten afleiden door mijn storende aanwezigheid, zijn ze in de flow van het spel: Er wordt goed gespeeld!”.

Ik heb aan mijn collega's in de voorbereidingsgroep van het speelforum gevraagd in één zin weer te geven hoe zij "Goed gespeeld" vast stellen.

Wilna ven den Heuvel (Hogeschool Utrecht) reageerde direct:
"Een kind dat ‘echt’ speelt is betrokken bij een spel en/of bij de ander, het heeft intense aandacht voor wat het doet en laat zich niet afleiden. Het geniet, uitbundig of stilletjes, je ziet een serieuze bezigheid.". Wilna voegt het sociale 'betrokken zijn op de ander' toe.

Froukje Hajer (Kind, spel en ruimte) stuurde deze zin(en):
"Een spoor van speelsporen laat zien hoe kinderen hun tijd beleven, als ze in een omgeving waarin ze uitgedaagd worden, zich niet gecontroleerd voelen, en impulsen kunnen volgen; alleen, met vriendjes en met wat ze tegen komen. En de intensiteit waarmee ze bezig zijn. Niet storen dus!" Froukje voegt de veranderbare omgeving toe aan de intensiteit waarin spel beleefd kan worden. Niet het spel zelf, maar het veranderen van de omgeving door spel.

Ilse van der Put (Zet) stuurde deze zin(nen):
"Ik ben een speelspoor-fluisteraar. Een veel gebruikte verstopplek in de bosjes? Een vergeten emmertje? Een half-af zandkasteel met veren? Een paar kastanjes op een rijtje? Stoepkrijt op speeltoestellen? Ha, deze speelplek wordt intensief en in al z’n mogelijkheden benut. De kans dat hier goed wordt gespeeld is groot. Of kinderen met een handicap in die wijk daar ook bij betrokken zijn (wat ik natuurlijk graag wil weten) is aan de speelsporen niet te zien. Daarvoor moet je verder speuren en het spel observeren en met kinderen in gesprek.". Ilse gaat een stap verder dan kijken. Ze wil de fenomenologie van het buitenspelen van de kinderen zelf horen. Zoals Bleeker en Mulderij dat 35 jaar geleden deden.

Pim van der Pol (Orthopedagoog) stuurde deze alinea:
"Kinderen die verbeeldend aan het spelen zijn praten al spelend in de verleden tijd. Dat geeft aan dat zij zich realiseren dat de spelsituatie 'net echt' is en zich onderscheidt van de werkelijke wereld van alledag. Als je merkt dat kinderen in hun spel de tegenwoordige tijd gebruiken dan is het goed om als medespeler consequent de verleden tijd te gebruiken. Daarmee help je om de spelsituatie veiliger te maken. Een ander aandachtspunt is het onderscheid tussen fantasie en realiteit. Als dat ontbreekt wordt het spel als te echt beleefd en kan daarmee riskant worden. In dat geval is het verstandig het spel te onderbreken en eerst te zorgen voor het creëren van het 'alsof' besef. Vaak betekent dat het maken van spelafspraken vooraf over de rolverdeling, ook in de verleden tijd: jij was.... en ik was...". Voor Pim is het taalgebruik in het spel zelf van belang om vast te stellen of er goed gespeeld wordt. Een rol in het spel benoemen in de verleden of tegenwoordige tijd raakt aan de grens tussen fantasie en realiteit.

Voorbeeld:
Vanaf een grote afstand zie ik 2 jongens bij een putdeksel in een woonerf. Ik maak een foto met telelens:

16:11 uur
een auto is net gepasseerd en ze lopen terug. Ik fiets naar de scene toe en maak een nieuwe foto, maar ze gaan opnieuw naar de kant voor een auto:

16:12 uur
één van beiden kijkt me recht aan. Met vouwfiets, rode jas en camera voor de neus moet ik toch opvallen: geen reactie!

16:13 uur
De auto is weg en ze zijn weer bij het putdeksel. Hier werd "goed gespeeld".
Nog een:
Eind van de middag uur rijd ik een hof binnen, ik check mijn veldkaart en pak mijn spullen en maak dan een serie voor een panorama-overzicht van de locatie. Op de eerste foto kijk ik een groepje op de rug:

17:46 uur
Op de volgende foto staat het doel van mijn bezoek:

17:47 uur
Dan banjer ik op de speelplaats rond de ene foto makend na de andere, klim zelfs even op het klimrek om bovenin te kijken en sta tot slot te schrijven. Mijn activiteit wordt niet opgemerkt ook niet als ik de laatste foto maak:

17:53 uur
Het meisje op de eerste foto zit inmiddels bij de groep. En het schooltje spelen gaat ongestoord door. Ook hier werd "goed gespeeld".

Hoe zie jij dat kinderen goed spelen?

Heb je een aanvulling of een andere visie? Laat het hier weten!

SPEELRUIMTE
ir. Dirk Vermeulen
adviseur buitenspelen
speelruimte.nl
info@speelruimte.nl
033 465 32 70

dit artikel is eerder gepubliceerd in Speelruimte-nieuws 3-1