2000-02-01

Evaluatie Algemene Maatregel van Bestuur, veiligheid op speeltoestellen

Bij de introductie van de AMvB in 1997 heeft de Staatssecretaris van VWS aangegeven dat er na 5 jaar een evaluatie zal plaatsvinden. Dat gebeurt dus ergens in 2002. Bij die evaluatie is interessant in hoeverre het Besluit invloed heeft gehad op lokaal beleid en of ongevallen zijn verminderd. Bij SPEELRUIMTE zijn echter geen openbaar beschikbare cijfers bekend over ongevallen op speelplaatsen in relatie tot aantal locaties of aantal bezoeken. Ook in het veld is behoefte aan vergelijkende informatie. Vandaar dat we na de zomer van 1999 een enquêteformulier naar alle Gemeenten hebben gestuurd. Hieronder enkele voorlopige bevindingen:   

Tot nu toe hebben we van 56 gemeenten een reactie op de enquête ontvangen. Op ca. 535 gemeenten betekent dit een respons van ca. 10%. De meeste regio's in het land zijn in de enquête vertegenwoordigt. Het ontbreekt in de enquête aan antwoorden van gemeenten met CBS-verstedelingsgraad klasse 1 (= zeer sterk stedelijke gemeente). Maar de lagere verstedelingsgraden (2 t/m 5) zijn goed vertegenwoordigd.  

Tezamen is er bij deze 56 gemeenten melding gedaan van twee ongevallen met speeltoestellen. Dit betreft een gescheurde milt en een gebroken arm. Als we aannemen dat de invullers van onze enquête slechts weet hebben van ca 3% van alle ongevallen en ongevalletjes, dan staan deze 2 gerapporteerde gebeurtenissen samen voor ca. 80 ongevallen.   

In de enquête hebben we ook gevraagd naar het aantal jeugdigen. We schatten dit bij elkaar op totaal ca. 325.000 jeugdigen onder de 18 jaar. We houden al lange tijd bij hoeveel bezoeken je kunt verwachten door de doelgroep (0-18 jaar) aan speelvoorzieningen. Al enkele jaren komt dat bij onze gebruiksonderzoeken uit op een gemiddeld getal van tussen de 40 en 60 bezoeken per jeugdige (0-18 jaar) per jaar. Daarmee schatten we het aantal bezoeken aan speelplaatsen in deze enquête op 16,2 miljoen bezoeken door jeugdigen tot 18 jaar. Dat betekent dat er 4,9 ongevallen per miljoen bezoeken plaatsvinden. Ter vergelijking: bij verplaatsingen per voet ligt dat op 2,2 en per fiets ligt dit op 18,6 ongevallen per miljoen verplaatsingen (bij bromfietsers 202,9!; bron: "Het Voetgangers' Cijferboek 1998).  

Volgens de CBS-gegevens wonen er ca. 1,5 miljoen inwoners totaal in de gemeenten uit deze enquête. Dat betekent 0,05 ongevallen per 1000 inwoners per jaar op speelplaatsen. Ter vergelijking: bij het gebruik van de fiets ligt dit op 7,04 per 1000 inwoners per jaar. 

Van de 56 gemeenten hebben er 51 gegevens ingevuld over de extra kosten ten gevolge van het Besluit Veiligheid van Attractie- en Speeltoestellen ingevolge de Wet op gevaarlijke werktuigen. Gezamelijk wordt in deze 51 gemeenten nu 9,871 miljoen gulden uitgegeven aan extra investeringen voor veiligheid op 4173 locaties. Dit is gemiddeld ƒ194.000,= per gemeente of ƒ2.365,= per speelvoorziening. We schatten het totaal aantal speelplaatsen nu in Nederland op ca. 36.000 stuks. Dat betekent dat er in Nederland nu ca. 85,2 tot 103,8 miljoen gulden verspijkerd wordt aan veiligheid op speelplaatsen (afhankelijk of je het per gemeente of per locatie neemt).

We hebben tevens gevraagd om de extra kosten van de invoering van het logboek aan te geven. Van deze 51 hebben lang niet alle gemeenten aangegeven dat er extra kosten waren. Dit kan zijn omdat de bestaande middelen voldoende zijn om dit op te vangen. Maar het kan ook zijn dat er nog onvoldoende ervaring is met het begroten en invoeren van deze cyclische controle en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden en kosten. Pas als het systeem enige jaren draait kun je iets dergelijks beter inschatten. We hebben hier dus niet naar gevraagd. Wel wordt er nu een gezamenlijk bedrag aangegeven van ca. ƒ730.000,= extra jaarlijkse kosten. Dit geldt hier voor 4173 speelplaatsen. Zuiveren we het aantal gemeenten uit tot de 42 die wel kosten hebben opgegeven of dat het logboek uit bestaande middelen wordt bekostigd dan gaat het om 3566 speelplaatsen. Dat betekent dat het logboek nu gemiddeld ƒ175,= tot ƒ205,= extra per speelplaats per jaar kost. Dat betekent gemiddeld per gemeente een bedrag van ƒ14.300,= à ƒ17.400,=. In heel Nederland geven we nu dus structureel 6,3 tot 9,3 miljoen extra uit aan de uitvoering van het logboek.  

Op dit moment is het nog te vroeg voor vergaande conclusies. We ontvangen nog steeds enquêtes. In het voorjaar willen we de verwerking afronden met een rapport en de gegevens door sturen aan de Staatssecretaris.

Dirk Vermeulen en Jaap Bros

Dit artikel verscheen eerder in Speel-S-Nieuwjaarsblad nummer 7, 2000