2013-04-01

Mijnheer Humdrum bestaat nog steeds

Televisiekijkend bij mijn opa en oma, net 9 jaar oud in 1962, maakte de serie Mik&Mak grote indruk op mij.
Elke aflevering eindigde hetzelfde: boos omdat hij zijn zin niet kreeg werd mijnheer Humdrum agressief. Eerst breekt hij zijn sigaar doormidden, gevolgd door de aanmaakhoutjes die Oma Tingeling hem aangeeft. Woedend breekt hij die allemaal in tweeën, wat Oma wel goed uitkomt want anders passen ze niet in haar kachel.
Deze heer Humdrum staat voor de boze burger, die als een dreinende kleuter, zijn gelijk of gerief wil halen desnoods met structureel klein geweld. En belangrijk: hij blijft komen en stopt pas als hij het gewenste antwoord hoort.

Ik moest voor het eerst weer aan hem denken toen ik net in dit werk begonnen was. In 1988 maakte ik een wijkspeelplan in een gemeente. Zoals gebruikelijk deed ik eerst uitgebreid veldwerk en hield ik gesprekken met belanghebbenden en kinderen. Op een gegeven moment kwam ik op een speelplaats met een enorm aantal duikelrekken kris-kras door elkaar geplaatst. Sommige waren onbruikbaar omdat je je hoofd dan aan een ander duikelrek zou stoten.

In de vergadering met de wijk over het plan liet ik de foto aan de zaal en de Wethouder zien. Duidelijk wat verlegen vroeg hij aan zijn ambtenaar jeugdwerk: "Weet jij hier iets van?". Deze antwoordde ontkennend. Waarop de ambtenaar Openbare Werken zei: "Ja daar weet ik wat van. Het is de bedoeling zo. Ik heb de opdracht om mensen tevreden te stellen. En daar op die hoek woont mijnheer Humdrum, die belde dat hij overlast had van voetbal tegen zijn garagedeur. Toen heb ik een duikelrek voor zijn deur laten plaatsen. Toen belde hij weer omdat hij overlast had van voetbal tegen de garagedeur van zijn buurman. Dus heb ik opnieuw een duikelrek laten plaatsen. Maar ja daarna belde hij weer en weer... Maar het probleem is nu opgelost!" sprak hij blij: "Hij heeft al een jaar niet meer gebeld!".

Lang dacht ik dat dit een abjecte uitzondering was op een verder goede praktijk van speelplannen. Ik kom echter meer en meer tot de overtuiging dat mijnheer en/of mevrouw Humdrum een levendige entiteit zijn bij de inrichting van de openbare ruimte. Vaak bellen ze klachtenlijnen, wethouders. ambtenaren, bezoeken ze inspraakavonden, vragen ze belet bij plan- en begrotingsbehandelingen. En als het moet zoeken ze een juridische weg om hun probleem in de directe woonomgeving weg te poetsen. Ze zijn zo sterk aanwezig in het debat over speelruimte, dat ambtenaren vaak een soort humdrum-tude ontwikkeld hebben: "Nee hier geen veldje; nee daar geen bankje; nee als we dat zo doen wordt het te druk, dan krijg je overlast." Daarbij gaan ze voorbij aan het gegeven dat er drie mogelijke reacties zijn op het geluid van spelende kinderen: 1. overlast ervaren 2. niets ervaren 3. vreugde ervaren omdat jong leven hoop geeft. Ik kom vaak oudere buurtoma's tegen die de laatste reactie hebben. Er is nog nooit onderzocht hoeveel Humdrummen er eigenlijk zijn. Maar ze halen hun gelijk bij de man met de bezem en de snoeischaar. Veel van wat zij bepalen haalt ook nooit de Gemeenteraad. Ik vraag me vaak af is dat democratie?

Als je jongetjes (7-12j) waar dan ook in Nederland vraagt wat er met de speelruimte in hun buurt moet gebeuren, zodat het weer leuk wordt, krijg je heel vaak het antwoord: we willen hier kunnen voetballen. De Humdrummen van het speelruimtebeleid zeggen dan vaak: "Ja we maken daar een groot trapveld/speelkooi". En ze wijzen dan naar een plek aan de andere kant van de wijk 500 meter ver. Vind je het dan gek dat er zo weinig meisjes buitenspelen, omdat de jongetjes de schommel en het klimrek in hun spel tot doel verklaren? Een keer zo'n bal tegen je kop en je komt nooit weer!

We moeten de speelruimte de-humdrummen. Das beter voor de meisjes.

dirk vermeulen
www.speelruimte.nl

Deze deze tekst verscheen eerder als column op Platform Ruimte voor de jeugd